Zwaard in mijn hand, vuur in mijn ogen
Nimmer zal ik mijn stam verlooch'nen
Mijn volk leeft in vrijheid, ongetemd door keizershand
Trouw aan de Goden, trouw aan het vaderland

De donk're wouden zijn mijn hallen
Moeras en weiden mijn domein
Ondoordringbaar, onvervallen
De woeste gronden aan de Rijn

Tussen wouden en rivieren
Heersend in woestenij
Onverzetbaar, onverschrokken
Istvaeonen aan de Rijn

En voor niemand zal ik knielen
Ik zal mijn hoofd niet buigen
Zolang et bloed door mijn ad'ren stroomt
En het vuur brandt in mijn hart
Blijft mijn vrijheid onbetoomt

Volkeren onder de Rijn, verenigt met het Rijk
Verdrukt en verloren onder vreemde heerschappij

Geen keizer zal mijn land betreden
Geen Rijksgesant mijn grondgebied
Geen verbond zal mijn stam bestelen
Van de vrijheid die mijn volk geniet

En voor niemand zal ik knielen
Ik zal mijn hoofd niet buigen
Zolang et bloed door mijn ad'ren stroomt
En het vuur brandt in mijn hart
Blijft mijn vrijheid onbetoomt

Zolang het water door de beken stroomt
En het groen van het woud mijn land bekroont
Zal ik niet knielen op mijn vaders grond, maar strijden

De onberaden keizer die mij de wereld bood
Vrijheid, rijkdom en macht
Voelde mijn toorn toen ik zijn bloed vergoot
Een einde aan zijn leugens bracht

Want mijn woedend hart knielt voor niemand
Zweert geen trouw aan het Rijk

En voor niemand zal ik knielen
Ik zal mijn hoofd niet buigen
Zolang et bloed door mijn ad'ren stroomt
En het vuur brandt in mijn hart
Blijft mijn vrijheid onbetoomt

Zolang het water door de beken stroomt
En het groen van het woud mijn land bekroont
Zal ik niet knielen op mijn vaders grond
Maar strijden voor vrijheid waar mijn leven begon